Laatst had ik een bijzonder gesprek met een van mijn beste vrienden over het leren van een (vreemde) taal. Ze is van mening dat de manier waarop wij (en nu onze kinderen) een taal leren op school niet de beste is. Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor het spreken van een taal, in plaats van hameren op grammaticaregels en het schrijven.
Alles in mij als schrijver begon te steigeren. “Hoe kun je dat nou zeggen?! Zonder grammatica geen taal en in een bepaalde taal kunnen schrijven en lezen, verhoogt je woordenschat.”
“Ja, maar als je vervolgens in het buitenland die taal niet durft te spreken, omdat je niet weet of je uitspraak wel goed is, heb je er niets aan,” was haar commentaar. “Toen ik in Duitsland ging werken, durfde ik in het begin nauwelijks iets te zeggen, want wat zouden mijn collega’s van mij denken als ik niet de goede naamval gebruikte?”
Nu ben ik voor mijn gevoel half in Duitsland opgegroeid en ervaringen in diverse landen hebben mij geleerd dat de mensen daar het helemaal niet interessant vinden of je alles goed uitspreekt. Alleen al het feit dat jij probeert iets in hun taal te zeggen, vinden ze fantastisch. En zelf doen ze het ook niet allemaal goed, net zoals wij Nederlanders niet allemaal correct Nederlands spreken.
Maar wat weet je daarvan als je die ervaring nog niet hebt opgedaan? Mijn vriendin ontdekte al snel dat haar collega’s het helemaal niet interessant vonden of zij de goede naamval gebruikte. Ze waren allang blij dat ze Duits sprak.
En zo zijn er natuurlijk veel meer voorbeelden. Waarom moeten we als kind zoveel dingen leren waar we in ons latere leven niets meer mee doen? Algemene ontwikkeling, heel belangrijk natuurlijk, maar er zijn veel dingen die pas op latere leeftijd echt interessant worden.
Als schrijver wil ik natuurlijk dat er veel aandacht is voor lezen en schrijven op scholen. Tegelijkertijd realiseer ik me dat onze kinderen op een heel andere manier opgroeien en vooral ook leren. Ze zitten vrijwel de hele dag in een digitale wereld en nemen daar veel meer van op dan wij. Ik kan me een wereld zonder vulpen en papier niet voorstellen (en gelukkig zijn mijn kinderen ook een beetje verslaafd) en ik heb dat ook echt nodig om mijn werk goed te kunnen doen. Als ik mijn aantekeningen niet meer op papier kan maken, gaat een groot deel van de beleving voor mij verloren. Ik ben ervan overtuigd dat mijn verhalen dan minder goed worden. Voor mijn kinderen werkt dat heel anders. Zij zijn nergens zonder computer of mobiel om allerlei aantekeningen in op te slaan. Vulpen en papier zijn leuk, maar vooral ter ontspanning. Beetje droedelen, tekenen, gekke dingen schrijven. En ik kan ze, kijkend naar hun handschrift, geen ongelijk geven: op het scherm kan ik in ieder geval alles van ze lezen!